– 18 maart 2024 – Egmontpaleis in Brussel
– EU dialoog over het levenseinde van pleziervaartuigen.
Onder het Belgisch voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie werd in het Egmontpaleis een Europees dialoog georganiseerd over de problematiek die zich stelt als pleziervaartuigen worden afgeschreven. Een grote delegatie uit de Europese Unie heeft hierover een ganse dag gedebateerd.
Het was aan Georges Gilkinet, Vice-eersteminister en Minister van Mobiliteit, die het welkomwoord richtte naar de aanwezigen en aangevuld door Delilah Al Khudhairy, Directeur bij de Europese Commissie Directoraat-Generaal Maritieme Zaken en Visserij. De ganse vergadering werd gemodereerd door Thomas De Spiegelaere, woordvoerder bij FOD Mobiliteit en Vervoer.
WETTELIJK KADER
Stijn Butenaerts en Simon Lefebvre van Athos Advocaten omschreven het wettelijk kader over de invoering van een circulaire economie voor eindelevensduur van pleziervaartuigen. Om de complexiteit te situeren wordt dit getoetst aan de Belgische wetgeving als het gaat om het verwijderen van verlaten plezierboten. Het zou de Belgische Staat zijn (federaal) die hiervoor moet zorgen als dit op zee voorkomt en anderzijds de Regionale entiteiten (Brussel, Vlaanderen, Wallonië) voor de binnenlandse waterwegen.
Om het definiëren zou men kunnen spreken over actieve pleziervaartuigen, aangeslagen vaartuigen, wrakken en opgegeven vaartuigen (met een link naar afval). Tussen de regio’s en federaal moet de regelgeving worden afgestemd zodat men gelijkgestemd een regelgeving tussen de lidstaten kan uitwerken.
Zo wordt er verwezen naar IMO ‘The Hong Kong International Convention for the Safe en Environmentally Sound Recycling of Ships’ van 2009 en die van kracht wordt op 26 juni 2025. Deze omhelst wel alle soorten schepen.
Wil men een circulaire economie invoeren dan is om te beginnen een specifiek wettelijk kader nodig met omlijningen voor afvalverwerking. Om hiertoe te komen moeten vooraf ook een aantal systemen in werking treden, als:
– elke boot gemaakt of in de EU ingevoerd moet bestaan uit duurzame en recycleerbare materialen;
– een financiëel fonds voor uiteindelijk ontmanteling en/of recyclage individueel per schip;
– de financiering van het fonds met eco-taksen of een periodieke retributie;
– verplichting van de laatste eigenaar om de afvoerkost te dragen.
IMPLICATIES ROND DE LEVENSDUUR VAN EEN PLEZIERBOOT
Thibaut Gregoire (consultant bij FOD) omschrijft in snel tempo de levensduur van een pleziervaartuig. Bij het ontwerpen en de bouw moet men de duurzaamheid en het eco design in het teken stellen van de lange levensduur en de behandeling op einder ervan.
Bij de EOL (einde levensduur – end of life) bevinden zich de boten aan land of in het water en dikwijls op publieke plaatsen. Men moet zich afvragen welke duurzame manieren er mogelijk zijn voor een EOL-behandeling met aandacht voor verschillende situaties.
Om alles in goede banen te kunnen leiden moet men kunnen steunen op:
– een circulaire economie principes voor de industrie;
– een data-opvolging van de boten door registratie en onderhoud tijdens de levensduur;
– financiële middelen vanuit het bestuur;
– informatie naar alle betrokkenen over de roadmap;
– een dichte en actieve samenwerking met professionelen: clubs, jachthavens, werven, dealers en invoerders, leasing en verhuur, enz.
En dit alles moet afgestemd worden met Europese en internationale partners. O.a. een verwijzing naar de Europese Commissie, OSPAR, enz..
OSPAR is het mechanisme waarmee 16 landen* samenwerken om het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan te beschermen.
Het OSPAR-verdrag verplicht partijen om stappen te ondernemen om vervuiling vanaf het land en vanaf offshore bronnen te voorkomen en te elimineren.
* OSPAR: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Konikrijk.
WORKSHOPS
Robert Marx, President van EBI en voorzitter van de Duitse Marine Federatie, mocht de drie workshops aankondigen. De deelnemers werden opgedeeld naar drie groepen die respectievelijk het materiële aspect (moderator Evangelia Tzika, beleidsmedewerker Maritiem beleid Onderzoek en Innovatie), het financiële aspect (moderator Luc Wittelbolle, Senior Consultant bij SuMa) en de Europees/nationale samenwerking gingen onderzoeken (moderator Philip Easthill, Secretaris-Generaal EBI).
Diverse presentaties kwamen aan bod in de workshops:
-De EuCIA (European Composites Industry Asssociation) visie op circulariteit van composieten en is deze toepasbaar op pleziervaartuigen (Roberto Frassine, president van EuCIA);
-Recyclage van composiet in Finland (Jarkko Pajusalo, CEO Finnish Marine Industries Federation Finnboat);
-EOL pleziervaartuigen ontmanteling in Frankrijk (Ivana Lazarevic, General Delegate of APER);
-Actie te ondernemen om het beheer van afgedankte pleziervaartuigen te verbeteren in het tweede regionale OSPAR-actieplan inzake zwerfvuil op zee (Senne Aertbeliën, beleidsmedewerker voor zwerfvuil op zee bij FOD Volksgezondheid Marien Milieu).
Enkele aanbevelingen voor OSPAR:
-Methodologie uitstippelen voor het schatten van het aantal schepen dat EOL bereikt.
-Bevorder grensoverschrijdende en sectoroverschrijdende regionale samenwerking op het gebied van recycling.
-Steun de implementatie van verplichte registratie.
-Ontwikkelen van richtlijnen voor de verwerking van EOL-schepen en de preventie en rapportage van achterlating.
Voor de zomer van 2024 is een nieuwe overeenkomst gepland.
ROADMAP
Deze Roadmap heeft een visie naar 2030 en werd voorgesteld door European Boating Industry EBI.
In een slotpanel wordt er nog druk gediscusieerd door verschillende delegatieleden.
Dat er nog een lange weg te gaan is lijkt evident, temeer daar er toch wat verschillen zijn op te merken tussen de verschillende lidstaten. Zo is men in Finland als gekant tegen een registratie van pleziervaartuigen. Zweden heeft een model uitgewerkt om EOL-boten gratis weg te werken. In Frankrijk bestaat een soort Ecotax systeem: men verwerkt er nu al 5000 boten per jaar. Enz.
In de EU zouden ongeveer 6.5 miljoen pleziervaartuigen in gebruik zijn. Jaarlijks komen er ongeveer 30000 bij en worden er ook eenzelfde aantal afgeschreven. De kost van afvoer en ontmanteling van EOL-boten is wellicht het grootste probleem.
Enkele deelnemers uit het Vlaamse Yachting milieu.
FOTO © Georges Janssens